Stadsarchief
Archeologie
Monumenten

De deuren van ruim 30 Delftse monumenten gaan weer open op 11 en 12 september tijdens de Open Monumentendag. Gert Jan van der Harst, gemeentelijk bouwhistoricus bij Erfgoed Delft, deelt in dit artikel twee tips: het Vakwerkhuis en de Fundatie van Renswoude. 

--  

Open Monumentendag 2021: een debutant en een klassieker

Door Gert Jan van der Harst. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in cultuurhistorisch magazine Delf

11 en 12 september aanstaande zijn er weer Open Monumentendagen. Vorig jaar konden door Corona geen panden worden opengesteld, maar gelukkig kunnen de Open Monumentendagen nu van het slot. En zijn de mooie Delftse monumenteninterieurs voor een paar dagen even publiek bezit. Het is ieder jaar een toer om een ‘nieuw’, nog niet eerder opengesteld pand in het programma op krijgen. Voor de editie 2021 is het gelukt. Het Vakwerkhuis, het oude ketelhuis bij de Sebastiaansbrug, gaat voor het eerst open. In dit artikel schenken we daarom eerst uitgebreid aandacht aan deze debutant, en vervolgens aan een echte Open monumentendag-klassieker: de Fundatie van Renswoude aan de Oude Delft 49.

VH NW 1 MENNO EMMINK klein

Het Vakwerkhuis. Foto: Menno Emmink

Het Vakwerkhuis

Het Vakwerkhuis is interessant als bijzonder monument, en vanwege de geslaagde herbestemming waar bij de verbouwing de sporen van zijn oude functie zichtbaar zijn gelaten. Het was oorspronkelijk een ketelhuis met bedrijfswoning, gebouwd in 1903 tegelijk met het naastgelegen vroegere TH-gebouw voor Fysica en Electrotechniek. Evenals dat gebouw en de tegenover het ketelhuis staande vroegere Dynamohal is het ontworpen door rijksbouwmeester J.H. van Lokhorst. Het ketelhuis diende voor de stroomvoorziening voor Fysica en Electrotechniek, en zijn buur, het iets oudere gebouw voor Geodesie. Bij de ingebruikname gebeurde dat met behulp van kolengestookte stoomketels. Later werd overgegaan op oliestook.

Hoewel primair bestemd voor Electrotechniek met zijn experimentele opstellingen, was het ketelhuis vanwege de uitdijende universiteitswijk op de groei gebouwd. Toen in 1912 het gebouw voor Mijnbouw aan de Mijnbouwstraat 120 werd geopend ging het ook dat complex van energie voorzien. In 2002 werd het inmiddels buiten gebruik gestelde ketelhuis samen met het hoofdgebouw en de dynamohal aangewezen als rijksmonument.

Het ketelhuis bestaat zelf weer uit diverse delen, met helemaal vooraan bij de Kanaalweg de vroegere machinistenwoning. Erachter en ernaast staan drie hallen, die van buiten meteen al goed herkenbaar zijn door hun verschillende daken. Aan de achterzijde werd in 1934 een trafohuis aangebouwd, waarvoor het gebouw werd aangepast. De oorspronkelijke aanbouwen uit 1903, waaronder een kolenbergplaats, verdwenen hiervoor.

VH OUD 1 min

Het vakwerkhuis voor de renovatie. 

Neogotische levendigheid

Rijksbouwmeester Van Lokhorst, een leerling van Cuypers, kwam uit diens ‘school’ van neogotische architecten. Een overheersend neogotisch ontwerpprincipe is dat vrijwel al hun gebouwen een afwisselend, haast pittoresk beeld vertonen. Dat was meer als puur effectbejag, het moest namelijk logisch voortkomen uit de diverse gebouwfuncties en daar uitdrukking aan geven. Variaties in gevelindelingen, venstervormen, details en dergelijke hingen ook altijd daarmee samen. Het ketelhuis laat dit exemplarisch zien. Er is optimaal gebruik gemaakt van het verschil tussen de woning en de hallen erachter.

Het mooist is het zicht aan de Prof. Snijdersstraat, met een opvallend contrast tussen de bouwdelen. De L-vormige woning, met zijn haaks op elkaar staande kappen, onderscheid zich meteen van de twee in een strakke rooilijn geplaatste hallen erachter. De hallen hebben identieke zadelkappen, zodat de achterste, grote hal op een telescopische vergroting van de voorste lijkt. Zo wordt meteen het functieonderscheid binnen het geheel zichtbaar: de woning op de kop versus de utilitaire hoofdbestemming van het complex. De rangschikking is niet geheel vrij bepaald. De strakke rooilijn aan deze zijde reageert op de al even strakke, rechthoekige vorm van de dynamohal. Haast logischerwijze kwam de schoorsteen aan de buitenzijde van het totale complex te staan, op de verst mogelijk afstand van het hoofdgebouw en de dynamohal. Aan die zijde, de huidige brugzijde, is het beeld altijd al veel fragmentarischer geweest, als een toevallige uitkomst. Oorspronkelijk was dit echt een achterkant. Maar toen in 1960 de Sebastiaansbrug werd aangelegd kwam deze zijde pal aan de zuidelijke oprit te liggen. Daardoor kon de schoorsteen één van de beeldbepalende accenten in dit gebied worden.

Technische differentiatie

De drie hallen hadden elk een specifieke functie. In de voorste, iets kleinere hal achter de woning stonden de generatoren waarmee de stroom werd opgewekt. Ernaast, in de hal pal naast de brug, stond een hele serie batterijen. Die konden in een plotselinge piek van stroomafname bijspringen als de generatoren het niet meer aankonden. De grootste, achterste hal was het eigenlijke ketelhuis, daarom staat de zo beeldbepalende schoorsteen hier. Vooral in deze hal waren tot voor de verbouwing nog de sporen van de oude installaties te zien. Ongeveer in het midden van de halvloer zat in de fundering een verdieping, een open ketelput van beton. In deze put stonden oorspronkelijk de drie, en later zelf vier stoomketels. Achter die al lang verdwenen ketels lagen de restanten van vier gemetselde, grote rookkanalen. Die verzamelden zich in één groot kanaal tegen de gevel aan de brugzijde, dat naar de vrijstaande schoorsteen buiten loopt. Op de verdiepte betonvloer lagen zware betonpoeren. Deze droegen de latere oliestookketels die de oude kolengestookte ketels vervingen. Ook deze poeren en de eveneens verdwenen latere ketels waren exact in lijn met de kanaalopeningen.

De zadelkappen van beide hallen worden gedragen door bijzondere stalen spanten, zogenaamde Polonceauspanten, vernoemd naar hun ontwerper. Ze hebben beide in de nok een verhoogde lichtstraat. Die waren oorspronkelijk open met metalen louvres voor ventilatie, maar later zijn ze dichtgezet.

VH NW 2 PETER DE KROM klein

Het huidige Vakwerkhuis. Foto: Peter de Krom. 

Werken in bijzondere sfeer 

In 2018 kocht architectenbureau Vakwerk het al lang leegstaande, behoorlijk vervallen gebouw, om het her te bestemmen als werklocatie met kleine horeca. Het oude gebouw werd grondig gerestaureerd, de vele houten onderdelen werden hersteld of als het niet anders kon op passende wijze vervangen. Om de nieuwe bestemming levensvatbaar te laten zijn moest het monument wel uitgebreid worden. Die uitbreiding wam er: met een opvallende opbouw van hout en glas op de hal aan de brugzijde. Deze toevoeging is minstens zo beeldbepalend als de oude schoorsteen, waarmee het monument op een passende manier aan zichtbaarheid heeft gewonnen. Achter de woning kwam aan de Prof. Snijdersstraat een nieuwe glazen hoofdentree.

Binnen werden vooral nieuwe inbouwelementen toegevoegd. Het zijn stevig vormgegeven, als het ware grote houten meubels. Zo is de indrukwekkende ruimte van de hallen intact gelaten. Die zijn allesbehalve getransformeerd tot steriele kantoorruimten. De architecten kozen er bewust voor de industriële ruigheid van de oude hallen te bewaren. Ze zijn dan ook niet helemaal schoongemaakt, iets van de historische vervuiling schemert door de recente afwerkingen heen. De ketelput in de grote hal is deels gebleven, te herkennen aan de verdiepte kuil met rondom een inbouw met werk- en vergaderplekken. De benodigde nieuwe doorgangen in de massieve tussenmuren zijn niet afgewerkt, maar laten nadrukkelijk de grove zaagsneden in het oude metselwerk zien.

De Fundatie van Renswoude

Oude Delft 49, de Fundatie van Renswoude, is dankzij het testament van Maria Duyst, Delftse patriciërsdochter en Vrijvrouwe van Renswoude, als internaat gesticht waar getalenteerde weesjongens een vak konden leren. Het grote, tussen 1756 en 1759 gebouwde pand lijkt op een zeer voornaam woonhuis, maar het opschrift boven het middenvenster laat geen twijfel bestaan over de bijzondere functie. De jongens, hun leraren en de inwonende huisvader hadden overvloedige ruimte tot hun beschikking. Bij oplevering was het pand bijna 70 meter diep, het liep met drie achterhuizen tot aan de oude stadswal van de Westvest. Bij latere verbouwingen, begin negentiende eeuw en in 1911, werd het uiteindelijk ingekort tot voorhuis met één achterhuis, en zelfs in deze toestand is het nog een kolossaal pand.

Het pand is ontworpen door Joseph Bollina, stucwerker en steenhouwer in Delft. Voor dit project ontpopte hij zich als de alles voorbereidende en overziende architect, die ook de uitvoering begeleidde. Uiteraard voerde hij ook de luxe afwerking van de representatieve ruimten uit. Zoals de meeste charitatieve instellingen van voor de Franse tijd had ook de Fundatie zijn eigen, rijk uitgedoste regentenkamers. Deze liggen allemaal op de begane grond, in de voorste delen van het gebouw. De gang aan de voorzijde is verbreed tot een representatieve vestibule. Het karakter als ontvangstruimte blijkt uit de diepe nis links met het gestucte door kindjes gedragen regentenwapens, en erin een donkere marmeren bank. Ook boven de rijk gesneden dubbele tussendeur, die de ooit zeer lange achtergang afsluit, is stucdecoratie aangebracht met onder andere schelpen en hoornen des overvloeds. Deze overdadige versiering is in de na het midden van de achttiende eeuw gebruikelijke krullerige rococo-stijl, met de daarvoor karakteristieke schelpmotieven.

OD 49 EXT min

Oude Delft 49, Fundatie van Renswoude

OD 49 INT 3 1

Interieur van de Fundatie van Renswoude. 

Voorname interieurs, verrassende afwerkingen

De gang is overduidelijk bedoel om te imponeren. Ze is de opmaat voor de rijkste kamer in het gebouw, de Regentenkamer aan de voorzijde. De deur ernaar zit exact in het midden van de kamerwand, recht tegenover de grote schouwpartij. Symmetrie was namelijk voor achttiende-eeuwse stijlkamers een gebod. Hier is het bedacht op een zo spectaculair mogelijk effect. Want meteen bij het openzwaaien van de deur openbaart zich het pronkstuk van de kamer, de grote marmeren schouw. De rijk gestucte schoorsteen beeldt Minerva af, zonder uilen, maar met de symbolen van wetenschap en kunst. Vooral bijzonder is hier het oorspronkelijke behang, van rood velours.

Veel eenvoudiger is de kamer erachter aan de binnenplaats, de Regentessenkamer. Zij heeft dan ook een latere inrichting uit 1795 in een veel strakkere, op klassieke vormen gebaseerde interieurstijl. Deze verschilt duidelijk van de krullerige, oudere decoratie in de Regentenkamer. Die oudere stijl komen we in een minder luxe uitvoering weer tegen in de volgende stijlkamer, de oorspronkelijke Regentessenkamer tussen 1759 en 1795. Hier werd bij interieuronderzoek in 2016 een bijzondere ontdekking gedaan. Voor een uitgebreide restauratie waren alle stijlkamers van latere afwerklagen ontdaan, en zo kwam in deze kamer ook de oude vloer weer goed in het zicht. Deze is afgewerkt als ‘blote voetjes-vloer’, met de afdrukken van in donkerbruine verf gedoopte kindervoetjes. Dit leek op de veel tijdrovender, en daarom dure afwerking van het ‘marmeren’ van houtwerk door een vakman. Maar kinderen lekker laten kliederen met verf aan hun voeten was een veel goedkopere afwerking, die de kamer toch een mooie, voor het oog kostbare vloer opleverde. Schijn bedriegt!

Deze mooie interieurs zijn al lang niet meer in gebruik als internaat. In 1911 werd, niet voor de eerste keer in zijn geschiedenis, het pand weer voor lange tijd woonhuis. Sinds 1936 is het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser. Toch leeft ook qua gebruik iets van zijn bijzondere historie voort. De Fundatie van Renswoude bestaat nog steeds, en haar bestuur vergadert regelmatig ´in stijl’ in haar vroegere pand.

Uitgebreid programma

Deze twee bijzondere gebouwen zijn, evenals nog veel meer moois, te bezichtigen op 11 en 12 september aanstaande. Want traditiegetrouw is er weer een uitgebreid programma met ongeveer 40 opengestelde panden. Daaronder uiteraard de ouwe getrouwen, die jaar in jaar uit meedoen. Meer informatie hierover, en over enkele bijzondere activiteiten, is te vinden op de website: www.openmonumentendagdelft.nl. Via de site is ook de vorig jaar gemaakte audiotour met verhalen over 30 monumenten te beluisteren.