Stadsarchief
Archeologie
Monumenten

De beeldcollectie van het Stadsarchief werd eind vorig jaar verrijkt met een intrigerend portret. Het betreft een pasteltekening van de hand van Adrianus Hendrikus van der Tak (1816-1897), een portrettekenaar uit Leiden. In 1854 portretteerde hij de weduwe Rebekka Frankamp. Rebekka heeft een handwerkje in haar handen en kijkt de beschouwer aan, met een curieus gevormd mondje. Is het een geforceerde glimlach of misschien gebrek aan talent van de tekenaar?

Rebekka Frankamp door a.H. van der Tak, 1854. ( inv.nr.  262977)Portret Rebekka Frankamp door A.H. van der Tak, 1854. (inv.nr. 262977)

Van der Taks beperkt kleurenpalet
Van der Tak was pastellist en hanteerde een beperkt kleurenpalet: opvallend vaak dragen de dames een bruine of donkerblauwe japon en een lichtblauw accent zoals een omslagdoek of mutsje.

Rebekka’s huwelijk
Rebekka Frankamp werd op 13 januari 1799 in Vrijenban geboren als dochter van Adriana Peijsel en Johannis Frankamp, ‘Captein Opzichter bij ’s Rijks Constructie Winkel’ in Delft. Op 6 januari 1819 huwde Rebekka Jan Boon (1795-1850), van beroep scheepmaker en zelf zoon van Jan Boon, ‘Scheep- en Huistimmerman’. Volgens de Geschiedenis van de familie Boon en Boon Van Ochsee (2013), geschonken aan de bibliotheek van het Stadsarchief, was Rebekka’s echtgenoot ook winkelier, kantoorbediende, huisschilder, hoofdcommies bij de stedelijke belastingen, roeier, waterijker en inspecteur bij de stedelijke belastingen. Het echtpaar, dat in Delft woonde, kreeg zes kinderen. In 1850 overleed Jan Boon op 55-jarige leeftijd. Omdat Rebekka niet aan haar financiële verplichtingen kon voldoen, moesten het huis en erf dat Jan in 1846 voor zijn gezin had gekocht, in het openbaar verkocht worden.

Rebekka laat zich portretteren
Vier jaar later heeft Rebekka klaarblijkelijk wel de middelen om de tekenaar Van der Tak haar te laten portretteren. Of zouden haar kinderen de tekenaar hebben betaald om haar vast leggen? Nu was Van der Tak niet een bijzonder hoogstaand kunstenaar: zijn weinig flatterende portretten vertonen een zekere eenvormigheid, maar ongetwijfeld is het wel een herkenbare weergave van Rebekka geweest. Rebekka heeft een handwerkje in haar handen en kijkt de beschouwer aan, met een curieus gevormd mondje. Is het een geforceerde glimlach of misschien gebrek aan talent van de tekenaar?

Een moderne tandarts
De familieoverlevering geeft een logischer verklaring van Rebekka’s curieuze  mondje: Rebekka, inmiddels 55 jaren oud, zou op het moment van het portret ‘een rubberen kunstgebitje’ dragen. Dat klinkt niet erg probaat, maar het zal hier gaan om een kunstgebit van zogenaamd vulkaniet of vulcanite, een uithardend rubber dat in 1839 werd uitgevonden door Charles Goodyear. Het volgens zijn procedé gevulkaniseerde rubber werd in 1844 gepatenteerd en vanaf 1851 werd dit goedje in toenemende mate gebruikt voor tandprothesen met porseleinen tanden en kiezen, ter vervanging van de tot dan toe gebruikte tanden afkomstig van geslachte dieren of overleden personen of kostbare ivoren kunstgebitten. Rebekka, of eigenlijk haar tandarts, was er dus vroeg bij met het toepassen van deze nieuwe uitvinding.

De reis van het portret
In januari 1858 vertrok Rebekka naar Den Haag en overleed daar op 8 april 1858. Sindsdien is het portret binnen de familie Boon Von Ochsée geweest. John Boon von Ochsée schonk het enkele jaren geleden aan de 'Stichting Familie Leenaert Boon' en omdat deze eind 2018 ophield te bestaan werd het portret van Rebekka Frankamp geschonken aan Stadsarchief Delft.

AR0014 00016 0040 Doop Rebekka Frankamp detail

Door Annika Hendriksen, Conservator Beeld en Geluid bij Stadsarchief Delft.